Parijs, vandaag een week geleden. Beiroet, vandaag acht dagen geleden. Twee gruwelijke aanslagen. Meer dan 180 onschuldige mensen vermoord. Meer dan 180 vaders, moeders, zoons, dochters, geliefden, vrienden, buren en collega’s die er ineens niet meer zijn. Honderden gewonden. Tienduizenden, misschien wel honderdduizenden levens voorgoed veranderd. De hele wereld veranderd.
Natuurlijk voelde ik vorige week hetzelfde als iedereen. Ik was verdrietig, om zoveel leed. Ik was boos, op de schoften die dit op hun geweten hebben. En ik was ook bang, want waar zou dit allemaal toe leiden?
Maar daarnaast dacht ik ook aan mijn taak als gemeenteraadslid in Hellendoorn. Een taak die ik vol passie verricht. Een taak waardoor ik soms de ijdele illusie heb dat de wereld er, ook al is het maar een heel, heel klein beetje, beter van wordt. De gebeurtenissen van afgelopen week maakten me aan het twijfelen. Ik stelde mezelf vragen: “Wat stelt al dat geleuter in de gemeenteraad eigenlijk nog voor, als iets verderop concertbezoekers genadeloos worden afgeslacht? Waarom nog zaniken over parkeerbeleid, energiefondsen en fietspaden als mensen zichzelf opblazen bij een voetbalstadion, in de hoop zoveel mogelijk onschuldige mensen in hun dood mee te nemen? Wat stelt gemeentepolitiek nog voor, als de wereld in brand staat?”
Politici in Den Haag stellen zichzelf dat soort vragen vaak niet. Zij hebben gelijk antwoorden. Onze premier roept dat het oorlog is. Fractievoorzitters buitelen over elkaar heen om te roepen dat we naast Irak nu ook maar Syrië moeten gaan bombarderen. Van Wilders moeten de grenzen dicht. We moeten vooral stoer zijn en zeggen dat we de terroristen gaan verslaan.
Persoonlijk geloof ik niet zo in bombarderen voor de vrede. Niet dat ik per se tegen militair ingrijpen ben, want IS stopt niet met terreur als we daar per brief vriendelijk om verzoeken. Een onthoofding wordt niet geannuleerd als een diplomaat daar netjes om vraagt. IS voert geen democratie in na een verzoek uit Den Haag. Dat snap ik allemaal ook.
Maar we moeten wel bedenken dat elke westerse bom die in Raqqa explodeert, ook iets doet knappen in de hoofden van geradicaliseerden in de dop. Dat elke burger die in Irak door ons militair ingrijpen sneuvelt, jihadisten alleen maar vastberadener maakt. Zowel daar ver weg, als hier in Europa.
Ik heb niet de grootheidswaanzin dat ik denk de oplossingen op een dienblaadje te kunnen aanreiken. Maar waar ik wel in geloof, is dat radicalisering alleen kan worden tegengegaan als mensen een toekomstperspectief hebben. Wie dromen najaagt, jaagt niet op mensen. Wie bouwt aan zijn ambities, breekt geen mensenlevens af. Wie oprecht geeft om zijn naasten, blijft niet hangen in zijn eigen gelijk.
Als we mensen echt dat perspectief willen geven, zullen we dat samen moeten doen. Want in je eentje is het knap lastig om te blijven geloven in je eigen dromen. Als we willen bouwen, kunnen we het ons niet veroorloven om mensen buiten te sluiten in onze samenleving. Mensen aan de zijlijn zijn het eerst geneigd om in te gaan op de verlokkingen van groepen met afschuwelijke bedoelingen. Wie niks te verliezen heeft, denkt soms ten onrechte iets te kunnen winnen.
Hoe langer ik hier over nadacht, hoe overtuigder ik weer werd van het nut van gemeentepolitiek. Want hoewel wij in Hellendoorn de wereldproblematiek niet kunnen oplossen, kunnen we er wel voor zorgen dat mensen weer worden betrokken bij hun eigen leefomgeving. Dat mensen weer omkijken naar elkaar. Dat mensen in Hulsen, Haarle of Daarlerveen aan hun toekomst kunnen werken. Zolang we dat maar samen doen. Met de mensen die hier nu al wonen, en ook met de mensen die nog bij ons komen wonen, omdat ze gevlucht zijn voor die rotoorlog.
Laat ons dus maar lekker leuteren over fietspaden. Zaniken over zwembaden. Debatteren over parkeren. Als we maar blijven proberen om al onze inwoners bij al dat ‘geleuter’ te betrekken, werken we aan iets waar terroristen een hekel aan hebben: eenheid en verbondenheid.
Gemeenteraadsleden kunnen niet de wereld veranderen. Maar we kunnen wel in onze eigen omgeving bouwen aan de toekomst. We kunnen mensen met elkaar verbinden. Laten we daar dan in Hellendoorn keihard ons best voor gaan doen.
Volgens mij schieten we daar meer mee op dan met stoere oorlogstaal.